Uit de praktijk, een kerkrentmeester in het aardbevingsgebied

De huidige laatromaanse dorpskerk te Huizinge, gewijd aan Johannes de Doper, werd rond 1250 opgetrokken in baksteen en verving een houten exemplaar. Het godshuis heeft een opvallende halfronde koorsluiting en een gedrongen compacte toren die een eeuw later werd gebouwd. Binnen zijn de muren en de vier meloenvormige gewelven versierd met middeleeuwse, decoratieve en figuratieve schilderingen. Na 1594, toen de kerk protestants werd, zijn in 1641 banken, een koorhek en een preekstoel geplaatst alles in de stijl van het Hollands Classicisme. Laatstgenoemd kerkmeubel werd in 1806 vervangen door het huidige neoclassicistische exemplaar dat is versierd met allegorische vrouwenfiguren. Het welluidende orgel werd in 1825 gemaakt door de Gebroeders Van Dam te Leeuwarden. In de toren hangen twee klokken, een uit 1452 de ander uit 1950. Het uurwerk stamt uit 1661. Op kerkhof staan en liggen graftekens van Huizingers met aansprekende teksten en symboliek.

In 2004 werden bij een onderhoudsbeurt van de kerk scheuren in de gewelven gedicht en loszittend pleisterwerk rondom de scheuren middels injecteren weer vastgezet. Destijds werd vermoed dat de schade door ouderdom, bodemdaling of door verlaging van het grondwaterpeil was veroorzaakt.

Op 16 augustus 2012 om 22.31 vond op een diepte van 3 kilometer er een aardbeving plaats bij Huizinge. De beving had een geschatte magnitude van 3.6 op de schaal van Richter. Het was de krachtigste aardbeving gemeten in de provincie Groningen, te wijten aan aardgaswinning.

De kerk had in eerste instantie, zo leek het, weinig schade, een paar scheuren in de gewelven en in de muren en een duidelijk zichtbare in een gordelboog.

Echter de kerk van Huizinge bezit nog een complete pastorieboerderij met 46 hectare land. Het woonhuis en de schuur vertoonden veel scheuren en zettingen. Na melding werd de schade aan de boerderij opgenomen door zich bouwkundigen noemende lieden die ook een raming van de kosten van het schadeherstel vaststelden. Ondanks het feit dat de kerkvoogden hadden gezegd dat ze erop stonden dat de schade zou worden hersteld door een plaatselijke aannemer, lieten de schadeopnemers een aannemer van de buiten provincie offerte maken. Toen de kerkvoogdij meldde dat ze de aannemer, die niet eens was komen kijken niet wilden, was het antwoord dat de plaatselijke aannemer het werk kon krijgen al hij de prijs van de vreemde aannemer zou hanteren. De kerkvoogdij heeft toen de huisaannemer een prijs laten maken die door de NAM en hun trawanten niet werd geaccepteerd, waarop het stil werd. Toen er na vele maanden weer contact door laatstgenoemden werd opgenomen bleek dat ze schaderapport kwijt waren geraakt. De kerkvoogdij heeft ze toen het rapport uit eigen P.C. weer toegestuurd.

Uiteindelijk is de boerderij na veel vijven en zessen en gedoe opgeknapt door de huisaannemer voor het bedrag dat hij had beraamd. Hoe stroperig en onpraktisch alles inzake schade is georganiseerd, bleek uit het feit dat als er een niet geconstateerde scheur tevoorschijn kwam achter een betimmering, men vond dat er dan een nieuwe procedure moest worden opgestart. De kerkvoogdij heeft dit met moeite kunnen verhinderen. De pachters hadden anders nog langer in de ellende moeten zitten.  

Het is ergerlijk en verontrustend dat het merendeel van de schadeopnemers geen of te weinig bouwkundige kennis hebben. Vooral oudere gebouwen vallen buiten hun blikveld, verontrustend omdat in het bevingsgebied opvallens veel monumentale en karakteristiek panden staan. Wat betreft de pastorieboerderij was het nodig de bouwkundigen erop te wijzen dat het dak van een schuur niet op de muren rust maar op een gebintstelsel en dat daarnaar gekeken moest worden.    

Het kerkgebouw.

Omdat in 2004 het hele kerkgebouw nauwkeurig was onderzocht op scheuren en loszittend pleisterwerk en alles was gerepareerd kon in 2012 gevoeglijk worden aangenomen dat de geconstateerde scheuren in gewelven en muren door de beving van Huizinge en latere bevingen zijn veroorzaakt.

Dat vonden ook de schadeopnemers, hierover geen discussie, wel vond de schadeopname plaats vanaf de kerkvloer waarboven zich op 12 meter hoogte de gewelven met middeleeuwse schilderingen bevinden. Een opmerking van deskundige zijde dat het raadzaam zou zijn een steiger in de kerk te bouwen, waar vanaf het mogelijk was de gewelven van dichtbij te bekijken en te bekloppen werd genegeerd. Het schadebedrag werd vastgesteld op basis van de gebrekkige waarneming.

Toen de steiger was geplaatst bleek dat het pleisterwerk in de gewelven op veel plaatsen los zat. Omdat alleen geld beschikbaar was om scheuren te dichten, is de pleisterlaag waarop zich de schilderingen bevinden provisorisch middels injecteren vastgezet om te verhinderen dat de laag naar benden valt.

Een deskundig bureau heeft de schade geïnventariseerd, een uitnodiging naar het C.V.W. om zich te overtuigen van de grotere schade werd niet aangenomen: onbereikbaar en geen tijd. De Rijksdienst voor het Culureel Erfgoed wordt ingelicht en ongetwijfeld zal in de nabije toekomst de kerk opnieuw moeten worden ontruimd en zal de kerkgemeenschap weer een plek van samenkomst moeten zoeken. Reeds vele jaren zijn kerkvoogdij en kerkbeheerder in de weer met schade aan het kerkgebouw en de pastorieboerderij. De boerderij is hersteld, maar de lekke gierkelder is nog niet gedicht. Ook zal het nog veel moeite kosten en geduld vergen om de gewelven in de kerk deugdelijk hersteld te krijgen.  

Reint Wobbes